Het aantal kleine en middelgrote advocatenkantoren in Nederland blijft maar groeien. Waar er in 2012 nog 4.431 kantoren waren met 1 tot 20 advocaten, was dat in 2016 al gegroeid naar 5.201 kantoren. Meer dan 5000 advocaten zijn momenteel werkzaam in een kantoor met 2 tot 5 advocaten. Daarnaast zijn er nog circa 3000 eenpitters als ZZP-er actief, veelal zoekende naar een of andere samenwerking met collega’s. Er wordt dus heel wat samengewerkt tussen de advocaten, en dat verloopt lang niet altijd soepel.

Met grote regelmaat hoor ik verhalen van advocaten die problemen ervaren met collega-advocaten op het kantoor. Dat varieert van kleine irritaties tot slaande ruzies, dikwijls met het vertrek van een of meer collega’s tot gevolg. Als ik dan doorvraag naar de organisatievorm en de achterliggende rechtsvorm, dan is maar al te vaak voor een kostenmaatschap gekozen.  Twee of meer advocaten hebben een maatschap gevormd, en delen de kosten van kantoor, inrichting, website etc. Maar er zijn geen heldere afspraken gemaakt over de taakverdeling, de groei, of bijvoorbeeld de keuzes voor nieuwe collega’s of personeel. Nieuwe toetredende advocaten moeten zich vaak ‘inkopen’, en met de nieuwe toetreders verandert er iets in de dynamiek en de dagelijkse praktijk.

Dat kan allemaal goed gaan maar het gaat maar al te vaak vroeg of laat ergens fout. Verschillen van inzicht leiden tot spanningen, en door de onduidelijke structuur sudderen de irritaties door tot dagelijkse frustraties die de werksfeer tot onder het vriespunt brengen.

Nog erger wordt het als er gekozen is om ook de inkomsten te verdelen. Dat is vragen om problemen. Als Jantje harder werkt dan Pietje, of een week langer vakantie neemt, dan leidt dat direct tot scheve ogen. Laatst sprak ik weer een ZZP-advocaat die na enkele jaren zelfstandigheid met een andere ZZP-advocaat in een kostenmaatschap was gedoken, compleet met volledige inkomstendeling. Het leek zo mooi in het begin, gezellig samen een kantoor delen, een vervanging bij ziekte of vakantie, en naar de buitenwereld een advocatenkantoor in plaats van het toch wat eenzame ‘Jansen advocatuur’. Maar binnen een half jaar begonnen de eerste scheurtjes in de samenwerking, en sindsdien neemt de frustratie sluipenderwijs toe.

Kan het nou echt niet anders? Dat vroeg ik me af toen ik twee jaar geleden nadacht over een eigen advocatenkantoor. Mijn doelstelling was om een kantoor van 15 advocaten te vormen, maar met een zo klein mogelijk risico op bovenstaande problemen. Na lang nadenken en een uitgebreide verkenning van andere sectoren, heb ik gekozen voor een constructie met samenwerkings- en onderhuurovereenkomsten. Zelf heb ik als hoofdhuurder een grote kantoorruimte gehuurd en met hulp van een designer volledig ingericht, de website en huisstijl uitgewerkt, en de naam AdvocatenvanOranje als merknaam geregistreerd. Met toetredende advocaten sluit ik een samenwerkingsovereenkomst, waar de advocaten volledige zelfstandigheid houden. Iedere advocaat werkt en factureert zelfstandig, en heeft een licentie voor gebruik van de merknaam en huisstijl. De overeenkomst heeft wederzijdse opzegmogelijkheden, zodat er voor ieder een ‘nooduitgang’ is als het echt niet gaat. En mijn stokpaardje voor werkvloeren in onze beroepsgroep: alle kamers hebben glazen wanden, zodat je je optimaal kan concentreren maar toch makkelijk contact houdt met je collega’s.

Het concept blijkt te werken en eind dit jaar zijn we met vijf advocaten, de doelstelling is om in drie tot vier jaar tijd met 15 advocaten te zijn. Is dit dan een garantie voor succes? Nee, zeker niet, samenwerken blijft mensenwerk. Maar door duidelijk te communiceren wat je wel en niet krijgt, iedere advocaat maximale vrijheid te bieden en vooral door zelf te proberen een goede gastheer te zijn, draaien we vooralsnog met ‘happy faces’. Ik ben reuze benieuwd hoe 2020 er voor ons uit zal zien.

Carel Erasmus