Iedereen met paarden heeft wel eens gehoord van de rugaandoening “kissing spines.” Dit is een ingewikkelde aandoening met vele gradaties, waarvan het klinisch beeld niet (eenvoudig) te liëren is aan de röntgenbeelden. Toch werd een kort geding door de kantonrechter te Zwolle over “kissing spines” betrekkelijk eenvoudig afgedaan.

In deze zaak had een particuliere koper binnen zes maanden na de aflevering ontdekt dat het paard een klinisch beeld vertoonde, waaraan door een ostheopaat tevens dierenarts, en twee andere dierenartsen de conclusie werd verbonden dat sprake was van “kissing spines”. Het paard vertoonde tijdens het rijden ongewenst rijgedrag, bestaande uit bokken, staken en trappen na de galophulp van de ruiter. Het paard was gekocht voor de eventingsport en daarvoor voorafgaand aan de koop klinisch en röntgenologisch goedgekeurd. Er waren geen foto’s van de rug gemaakt. De advocaat van de koper stuurde een brief aan de verkoper, waarbij de koopovereenkomst werd ontbonden.

De kantonrechter oordeelde dit rechtsgeldig. De koper had als bewijs de schriftelijke verklaringen van de drie dierenartsen in het geding gebracht, die mogelijk werden bevestigd door videobeelden. Het verweer van de verkoper was dat dit onvoldoende veterinair bewijs was voor ontbinding op grond van “kissing spines”. De kantonrechter oordeelde anders. Omdat sprake was van consumentenkoop, had de koper volgens de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het paard de rugaandoening “kissing spines” had en daardoor niet geschikt was voor gebruik in de eventingsport. Ingevolge artikel 7:18 lid 2 BW wordt bij consumentenkoop vermoed “dat het gebrek aanwezig was ten tijde van de verkoop en het paard bij aflevering reeds niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord,” aldus de kantonrechter. Hij verwees naar de maatstaf van artikel 7:18 lid 2 BW, die strenger is dan veelal wordt aangenomen: “Mede in het licht van Richtlijn 1999/44 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, waarop artikel 7:18 lid 2 BW is geënt, volgt dat de verkoper in een dergelijk geval daadwerkelijk bewijs van het tegendeel moet leveren. Het enkel ontzenuwen van voornoemd bewijsvermoeden is onvoldoende (vgl. Gerechtshof Arnhem 2 mei 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AX6541 en Gerechtshof Amsterdam 23 november 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BP5515).”

Met andere woorden: verwarring zaaien is onvoldoende, de verkoper moet echt bewijs leveren dat het paard het gebrek voorafgaand aan de koop niet had of na de koop heeft opgelopen bij de koper. De kantonrechter veroordeelde de verkoper in dit kort geding dan ook tot het terugnemen van het paard en het terugbetalen van de koopsom.

 

Jennifer de Graaff

Jennifer de Graaff

Jurist

Jennifer de Graaff studeerde in Amsterdam en Groningen en is sinds 2013 jurist. Zij heeft ruime ervaring met civiel- en arbeidsrecht. Jennifer heeft eerder gewerkt als griffier bij Rechtbank Midden-Nederland en bij diverse advocatenkantoren. Jennifer kenmerkt zich door enthousiasme voor het recht en voor de mensen op wie het recht betrekking heeft. In haar vrije tijd is Jennifer graag met familie en vrienden en houdt zij ervan om te reizen.