De kantonrechter in Almelo heeft onlangs een letselschadezaak beoordeeld die door een vrouw was voorgelegd over een ongeval dat haar was overkomen op 7-jarige leeftijd. Voor zo’n geval bepaalt de wet dat degene met de letselschade na het bereiken van de meerderjarige leeftijd nog vijf jaar extra heeft om schadevergoeding te vorderen, zonder dat dit verjaart (artikel 3:310 lid 5 BW).

De zaak ging over aansprakelijkheid van een manege voor een val die de vrouw had gemaakt toen zij daar als 7-jarig meisje deelnam aan een paardrijles. Het meisje was nog maar een paar maanden aan het lessen, dus een onervaren ruiter. Zij droeg een bodyprotector. De ruiters kregen instructie vanuit stap aan te draven. De pony die voor de pony van het meisje reed ging daarop over in galop, en daardoor ging de pony van het meisje er vandoor. Daardoor is het meisje van de pony gevallen, en ongelukkig terechtgekomen op haar linkerarm. Zij liep een gecompliceerde open botbreuk in de arm op, een scheur in de bovenarmslagader en
zenuwletsel in de onderarm. Ondanks een aantal operaties bleef volledig herstel uit, zodat uiteindelijk een volwassen vrouw resulteerde die haar haar linkerarm niet goed meer kon gebruiken.

In een deelgeschil bij de kantonrechter bleek dat partijen het eens waren over het feit dat de val was veroorzaakt door de eigen energie van de betrokken pony, die door de manege bedrijfsmatig werd gebruikt, zodat op de manege op grond van artikel 6:179 juncto 6:181 BW een risicoaansprakelijkheid rustte. De manege probeerde echter die aansprakelijkheid alsnog op de vrouw af te wentelen door te stellen dat iemand die op een paard van een ander rijdt, ‘eigen schuld’ heeft en dus zelf aansprakelijk is. De kantonrechter was het daar niet mee eens en oordeelde over de ‘eigen schuld’ van het 7-jarig meisje:
‘Vertrekpunt voor de beoordeling van de eigen schuld ontleent de rechtbank aan het arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2002, (ECLI:NL:HR:2002:AE7010).
‘3.4 Indien degene die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar gedrag van het paard (…), is het enkele feit dat de benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar, dus krachtens overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de uit art. (…) 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval.’
Als de rechtsregel die uit dit arrest volgt op deze zaak wordt toegepast, betekent het enkele feit dat het meisje vrijwillig krachtens een (door haar ouders gesloten) overeenkomst met toestemming van de eigenaar de pony heeft bereden niet, dat daarmee de uit artikel 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid van de manege geheel vervalt. Of er sprake is van omstandigheden die in de risicosfeer van de manege liggen, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval’, aldus de kantonrechter.

In dit geval bleek dat eigenlijk niemand een verwijt viel te maken. De manege had geen verkeerde instructie gegeven, de les was op het niveau van het meisje afgestemd, en de pony die aan het meisje was toegewezen, was een rustig en gehoorzaam dier dat voor het meisje geschikt was om op te rijden. Daar stond tegenover dat het meisje nog maar 7 jaar oud was, zodat zij de risico’s van het berijden van een pony onvoldoende kon overzien. Verder was van haar kant geen sprake van opzet of hieraan grenzende roekeloosheid. De manege voerde nog aan dat het meisje haar teugels niet op tijd op maat had, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet voor haar rekening kon komen, omdat uit de val van het meisje binnen tien meter bleek, dat het allemaal zo snel ging dat zij daar helemaal geen tijd meer voor had. Volgens de kantonrechter bleef dus als enige oorzaak over het onberekenbare gedrag van de pony vanwege de eigen energie van het dier. Gelet op de lesovereenkomst met de manege kwam de kantonrechter tot de volgende schadeverdeling: 60% voor de manege op grond van risico-aansprakelijkheid, 40% voor de vrouw op grond van ‘eigen schuld’ wegens de lesovereenkomst. Derhalve accepteren ook de ouders van een jong kind een zeker risico wanneer zij hun kind op ponyrijles ‘doen’.